Joep Straesser (1934-2004)
Sonata a tre (Points of contact III) : for flute, alto clarinet (or bass clarinet) and piano (1990)
1. Allegro ma non troppo - 00:00
2. Molto sostenuto - 03:48
3. Allegro molto energico - 07:37
Harrie Starreveld, flute
Harry Sparnaay, bass clarinet
René Eckhardt, piano
dedicated to Het Trio
Program note (Dutch): Sonata a tre (Points of Contact III) volgt als compositie onmiddellijk op Quasi una sonata voor saxofoonkwartet. Hierdoor ligt het voor de hand beide stukken op een aantal punten met elkaar te vergelijken.
Hoewel de twee titels wijzen op een verwantschap - en die bestaat ook wel, vooral m.b.t. het voortdurend variëren en verwerken van muzikale uitgangspunten - zijn de verschillen tussen beide stukken eerder groter dan de overeenkomsten. Sonata a tre is, zowel m.b.t. de keuze van het materiaal en zijn verwerking als wat betreft de vorm van de delen, een veel complexer stuk dan het saxofoonkwartet. Al op het niveau van de toonhoogte-organisatie blijkt dit uit het feit dat in het trio dezelfde modale 8-tonige reeks als die in het kwartet wordt gebruikt op een veel intensievere manier wordt behandeld, en wel op een manier die doet denken aan die waarop we vroeger met 12-toonsreeksen omgingen. Als alle acht tonen zijn gebruikt - en dat is vaak al na twee tellen het geval - wordt steeds weer een andere transpositie toegepast, waardoor een veel grotere chromatische toondichtheid ontstaat dan in het saxofoonkwartet het geval is, waar eenzelfde toonsfeer vaak langer aanwezig blijft. Ook de ritmische complexiteit en daarmee ook de ritmische polyfonie ligt in het trio op een veel hoger niveau. Hetzelfde geldt voor de muzikale vormen die dan wel eveneens sonate-achtig genoemd kunnen worden (deel 1 en 3), maar die veel minder duidelijk refereren aan sonatevormen uit de 18e en 19e eeuw dan in het kwartet gebeurt. Wèl een overeenkomst tussen beide werken vormt de bouw van het derde deel, dat ook in het trio een samenvattend karakter bezit doordat er muzieken uit het eerste en tweede deel in terugkeren; in het trio echter in een verhevigde vorm, in het kwartet meer als citaat. Maar er is nog een ander aspect dat Sonata a tre onderscheidt van Quasi una sonata en dat men terugvindt in de ondertitel: Points of Contact III. Het gaat hier om een speciale kleurtechniek die al in twee vroegere werken werd toegepast en die er uit bestaat dat de verschillende instrumenten elkaar 'treffen' op eenzelfde toonhoogte en/of ritme, met als uiterste consequentie het gebruik van unisono-technieken.
Deze manier van werken treft men in alle drie de delen aan, maar zij wordt in deel 2 nog eens speciaal tot compositorisch uitgangspunt bij uitstek verheven. Dit tweede deel heeft dan ook met de sonate-achtige sfeer van beide hoekdelen weinig meer van doen.
Samenvattend zou men kunnen zeggen dat, vanuit de componist gezien, beide werken een extravert karakter bezitten en direct naar de luisteraars toe geschreven zijn, zonder te zijn omgeven door uitgebreide muziektechnische en cultuurfilosofische beschouwingen. Het saxofoonkwartet ademt echter duidelijk een meer klassieke sfeer, terwijl het direct daarna gecomponeerde trio een veel explosiever en romantisch karakter bezit. - JOEP STRAESSER
Joep Straesser was a Dutch composer. He studied at the University of Amsterdam (musicology) and at the Amsterdam Conservatory (organ with Anthon van der Horst; composition with Ton de Leeuw). In 1962 he was appointed professor of music theory (and from 1975 composition) at the Utrecht Conservatory (retired 1989).
Straesser became interested in the music of the Second Viennese School and the post-war avant garde as a result of his studies with de Leeuw, and during the 1960s he used freely serial and aleatory techniques in his music. In pieces such as 22 Pages (1965), based on Cage's book Silence, and Ramasasiri (1968), a multi-layered composition based on a travel song from the Papuan people of Papua New Guinea, Straesser combines experimental innovation with musical intuition, with the result that his music never sounds dry or academic.
With the ‘Spring’ Quartet (1971) Straesser abandons the idea of radical parametric composing, using and transforming a theme from Beethoven's String Quartet Op. 131. With his organ piece Splendid Isolation (1977) he admitted consonant harmonies for the first time and, having reconquered traditional elements without betraying his earlier interest in experimental composing, wrote the short opera Über Erich M. (1985–1986) and three symphonies. His denial of tradition gradually became a dialogue with tradition, as is shown by the reference to Mahler in his Third Symphony (1992). At first sight his music may have changed considerably over the years, but permanent features include a technical facility and a density of structural and motivic coherence resembling the music of Webern and Beethoven.
Ещё видео!