De Sint-Servaasbasiliek (Limburgs: Sintervaosbasiliek, of kortweg Sintervaos) is een kerkgebouw in het centrum van de Nederlandse stad Maastricht. Het gebouwencomplex is gelegen tussen drie pleinen: het Vrijthof, het Keizer Karelplein en het Henric van Veldekeplein. De kerk is, naar men aanneemt, gebouwd op het graf van Sint-Servaas en wordt beschouwd als de oudste nog bestaande kerk van Nederland. De nog bestaande grotendeels romaanse, driebeukige kruisbasiliek uit de elfde en twaalfde eeuw is opgetrokken uit kolenzandsteen, mergel en andere natuursteen. De voormalige pelgrims- en kapittelkerk fungeert sinds het begin van de negentiende eeuw als parochiekerk van de rooms-katholieke Sint-Servaasparochie en is tevens dekenaatskerk van Maastricht. Sinds 1985 voert de kerk de titel basilica minor ("basiliek"). De basiliek is een rijksmonument en behoort tot de 'Top 100 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg' uit 1990. De kerk, de kloostergangen en de schatkamer zijn dagelijks geopend voor publiek en tegen betaling te bezichtigen.
Geschiedenis
De huidige Sint-Servaasbasiliek is waarschijnlijk de vierde kerk op deze locatie. Door een reeks archeologische opgravingen (met name de opgravingscampagne onder leiding van Titus Panhuysen in de jaren 1980) is de wordingsgeschiedenis van het huidige gebouwencomplex min of meer duidelijk geworden.
Volgens de middeleeuwse legende reisde bisschop Aravatius (Servaas) aan het eind van zijn leven vanuit Tongeren naar Maastricht om daar te sterven, en werd hij aldaar, "nabij de grote weg, bij de brug" begraven. Volgens Gregorius van Tours werd er op zijn graf een houten kapel gebouwd, een cella memoriae, die al spoedig een bedevaartplek werd.
Van 1985 tot 1989 werden bij archeologische opgravingen in de kerk ter hoogte van de Servaascrypte, op een diepte van 180 cm onder de huidige kerkvloer, resten van een min of meer vierkant gebouw van steen aangetroffen met de afmetingen 430 x 390 cm. Het gebouw lag aan de zuidrand van een laat-Romeins grafveld uit de vierde of vijfde eeuw, op een afstand van 100 m van de Romeinse weg (de Via Belgica). De ingang bevond zich aan de noordzijde. Aan de zuidzijde bevond zich een laatantiek waterbassin (piscina), waarin twee munten uit de late vierde eeuw werden aangetroffen.Bij de opgraving waren op een fundament van vuursteen en rode mortel resten te zien van 50–60 cm dikke muren van kolenzandsteen. Het is mogelijk dat met dit gebouw, hoewel niet van hout, de cella memoriae van Gregorius van Tours gevonden is.
Eerste Merovingische kerk (ca. 560 - 650/75)
Omstreeks 560 werd de grafkapel door bisschop Monulfus van Maastricht vervangen door een stenen kerk met crypte, volgens Gregorius van Tours een magnum templum, een "grote tempel". Volgens sommige historici was de Merovingische kerk de kathedraal van het Bisdom Maastricht, hoewel er ook aanwijzingen zijn dat de Onze-Lieve-Vrouwekerk dat was.
Bij opgravingen in de jaren 1980 is de kerk van Monulfus teruggevonden. Het gebouw bestond uit één beuk en was vijftien meter breed. Door de aanleg van de vieringscrypte in de elfde eeuw, is een deel van de fundamenten van deze kerk verwijderd. Als gevolg daarvan is onbekend hoe ver de muren naar het oosten doorliepen. Ook de plattegrond van het priesterkoor is daardoor niet meer te achterhalen. Waarschijnlijk is deze kerk op een zeker moment een vijftal meters in westelijke richting uitgebreid, waardoor de cella memoriae uit de eerste bouwfase binnen de Merovingische kerk kwam
De kerk van Monulfus werd al na een eeuw vervangen door een grotere kloosterkerk, als onderdeel van een klooster- of abdijcomplex. Van dit vroegmiddeleeuwse klooster zijn in de pandhof fundamenten aangetroffen. Wellicht werd de bouw van de tweede Merovingische kerk mede ingegeven door de toestroom van pelgrims naar het graf van de heilige, waardoor de kerk te klein werd. Deze driebeukige basilica, waarvan vrijwel de gehele plattegrond gedocumenteerd kon worden, mat 38 x 19 m, bezat een atrium aan de westzijde, aanbouwsels aan de oostelijke uiteinden van de zijbeuken, en een ingangsportaal aan de zuidzijde. Ook van deze kerk blijft de exacte vorm van het koor onbekend door de verstoring van de fundamenten bij de aanleg van de latere crypten. Wel zijn er aanwijzingen voor een eigentijdse crypte. Opgaand muurwerk is nauwelijks gevonden. De datering van de kerk in het derde kwart van de zevende eeuw is gebaseerd op C14-datering van skeletten uit naburige sarcofagen. Op een onbekend tijdstip in de Karolingische periode is de kerk minimaal tien meter naar het westen uitgebreid.
Bij de opgravingen werd tussen het puin een vloerfragment van rode mortel aangetroffen, alsmede een groot aantal stucwerkfragmenten (deels met geometrische en figuratieve muurschilderingen en tekstfragmenten) en honderden glasscherven en stukjes lood van de oorspronkelijke glas-in-loodbeglazing (deels omgesmolten voor hergebruik).
![](https://i.ytimg.com/vi/wDzPewrSNos/maxresdefault.jpg)